Sõna luz del sol tõlge hispaania-hollandi

zonlicht
We hebben zonlicht, we hebben het potentieel van biobrandstoffen en op verschillende plaatsen hebben we wind. Contamos con la luz del sol, con el potencial de los biocarburantes y, en algunos lugares, con el viento. De misplaatste poging om zonlicht in de richtlijn op te nemen was een cadeautje voor de ultrasceptici, die graag verhalen rondstrooien als “Brussel wil zonlicht verbieden”. El intento equivocado de incluir la luz del sol supuso un regalo a los más escépticos, que disfrutaron divulgando historias como «Bruselas quiere prohibir la luz del sol». – Mijnheer de Voorzitter, ik wil me, net als de meeste andere sprekers, concentreren op natuurlijke optische straling oftewel zonlicht. Señor Presidente, yo –al igual que la mayoría de los oradores– desearía centrarme en la radiación óptica natural, es decir, en la luz del sol.
zonneschijn